
Een turbulent Paasontbijt
Het is Pasen, midden jaren 60. De ontbijttafel voor de negen personen die ons gezin telt is vanzelfsprekend gedekt door ons pap. Vroeg, want om tien uur moeten we in de Hoogmis zijn. De grote broers, pubers, komen er maar moeizaam voor uit hun bed. Liever langer slapen en dan maar zonder eten als acoliet de Heilige Mis gaan assisteren dan eerst nog zo’n gezinsontbijt. Maar onze vader, best dwingend in zijn wil om een gezamenlijk start te hebben op dit Hoogfeest trommelt ze hun bed uit.
Hij roept onderaan de trap: ‘Beneden komen nu, anders krijg je geen donder!’
Op gewone dagen ligt steevast op ieder bord een beschuit met zuinig margarine en suiker. Maar wat een heerlijkheid, vandaag ligt er een snee paasbrood met roomboter!
Hè hè, daar is de laatste broer: ‘Verrek, ik wist niet dat die dingen donders heten!’
Vanaf dit paasontbijt heet bij ons paasbrood (en kerstbrood) ‘donders’.
Daar komt ons mam met die hele grote zwarte stenen theepot vanuit de keuken. En daar gebeurt het! Met een enorme klap valt de theepot op het linoleum, klabam. Zomaar ineens afgebroken van het oor.
‘Sjissus Mirandum,’ vloekt ons pap, en dat met Pasen. En de moeder van dit grote gezin: ‘Jij een emmer, jij een dweil en jij zet water op voor nieuwe thee!’
Eén broer grijpt het oponthoud aan om snel een sigaretje te roken in de tuin.
Maar kijk, daar zitten we dan toch allemaal klaar. En dan klinkt ineens de lach van de moeder die triomfantelijk haar hand omhoog houdt waarin nog steeds het afgebroken theepot-oor. Het delegeren, met stenen oor in de hand, is haar dus weer goed gelukt.
Niet te geloven, maar juist dan stormt buurman Hansen binnen. Zoon Ruud zegt dat hij vroeger Indiaan is geweest. Wij denken dat dat klopt, ferme kop met veel dik wit haar.
‘Kuijk, man, je deurmat staat in de fik,’ roept hij bij de kamerdeur.
En weer klinkt daar het ‘Sjissus Mirandum’. Grotere rampen worden met een plens water snel voorkomen en brandpreventje oudste broer geeft de slordig weggegooide sigarettenpeuk nog even publiek aandacht.
Nou nou, och och, we moeten wel even bijkomen nu. Hansen roept nog even dat het vanmorgen niet erg botert in jullie wigwam en dat hij blij is dat hij niet van de religie Pasen is maar meer in rookpluimen gelooft. Hij vertrekt naar zijn eigen tipi. Deze zinnen versterken het indianenverhaal van zijn zoon Ruud. Wij gaan ‘donders’ eten.
‘Nou,’ verzucht moeder Corrie, ‘alle rampen komen in drieën, het wachten is dus op die derde.’
Die komt niet. Wie waren zelfs op tijd in de kerk voor de Hoogmis.
(c) Els Kessens

